Wat is het "Preferentiebeleid"
Van één geneesmiddel zijn vaak meerdere merken in de handel. Zeker wanneer het octrooi is vervallen, komen er van hetzelfde geneesmiddel veel merkloze varianten op de markt (generieke medicijnen).
Sinds juli 2009 hebben de meeste zorgverzekeraars het preferentiebeleid ingevoerd. Dit houdt in dat per geneesmiddel meestal maar één leverancier vergoed wordt, het "preferente label". De andere leveranciers worden dan niet meer vergoed zonder medische noodzaak.
In het algemeen is het preferente middel ook het goedkoopste middel.
Het preferentiebeleid wordt periodiek opnieuw getoetst door de individuele verzekeraars. Het komt erop neer dat fabrikanten telkens mee kunnen doen met een aanbesteding, waarbij het goedkoopste middel preferent wordt. Dit kan dus wijzigen in de tijd.
De gekozen preferentielijst geldt voor de actuele maand.
In de onderstaande tabel staan per gekozen verzekeraar de preferente middelen, en de expliciet niet-preferente middelen vermeld. Alleen preferente middelen worden vergoed.
Bij hoge uitzondering kan, wanneer sprake is van "
medische noodzaak", een niet-preferente middel toch vergoed worden. Dit wordt bepaald door de voorschrijver. Voorwaarde is dat bewezen is dat het gebruik van het preferente middel bij de individuele patiënt ongewenste bijwerkingen veroorzaakt.
Voor een aantal verzekeraars geldt bovendien dat het preferente geneesmiddel niet onder het eigen risico valt, en het niet-preferente middel wél (ongeacht de medische noodzaak).
N.B. Uitzonderingen op het preferentiebeleid op produktniveau per verzekeraar zijn niet opgenomen. Daarvoor wordt verwezen naar de individuele verzekeringsvoorwaarden.